Néerlandais - Français
  
| 
 | 
 achterkleindochter:
 achterkleinzoon:
 achterkleinkinderen:
 acte/akte:
 algemeen:
 alle kinderen:
 
 begraven:
 bij:
 broer:
 bruid:
 bruidegom:
 buitenechtelijk:
 
 circa:
 
 doop:
 dochter van:
 derde:
 dezelfde dag overleden:
 
 eerste:
 en:
 evenals:
 eveneens:
 
 familie:
 
 geboren op:
 geboren in:
 geboren omstreeks:
 gedoopt op:
 gedoopt in:
 geen:
 geen kinderen:
 gehuwd op:
 gehuwd in:
 gehuwd omstreeks:
 genaamd:
 gescheiden:
 grootmoeder:
 grootouders:
 grootvader:
 
 heeft een zoon van een onbekende vader:
 het huwelijk wordt ontbonden door echtscheiding:
 hertrouwd op:
 huwelijk:
 
 jaar:
 jaar oud:
 jongste:
 
 kinderen:
 kinderen bekend:
 
 laatste:
 leeftijd:
 
 met:
 moeder:
 
 naamsaanneming:
 nageslacht:
 nakomelingen:
 neef:
 neven:
 
 omstreeks:
 ongehuwd:
 ook genoemd:
 oom:
 overgrootmoeder:
 overgrootvader:
 overgrootouders:
 overleden:
 overleden in/op/voor:
 overlijdt:
 
 stamvader:
 
 tante:
 te:
 tijd:
 trouwt op:
 tweede:
 
 uit het huwelijk:
 
 vader:
 van:
 
 voor:
 voorlopig:
 
 weduwe:
 weduwnaar:
 wettiging van een kind:
 wonende te:
 
 zijn:
 zoon van:
 zuster:
 
 | 
 arrière-petite-fille
 arrière-petit-fils
 arrière-petits-enfants
 acte
 général(ement)
 tous les enfants
 
 enterrer / ensevelir
 chez
 frère
 mariée
 marié
 hors mariage / extra-conjugal
 
 environ / à peu près
 
 baptême
 fille de
 troisième
 décédé le même jour
 
 premier
 et
 comme / de même que
 également / aussi
 
 famille
 
 né le
 né à
 né environ
 baptisé le
 baptisé dans / á
 pas de
 pas d'enfants
 marié le
 marié dans / á
 marié environ
 nommé
 divorcé
 grand-mère
 grands-parents
 grand-père
 
 a un fils d’un père inconnu
 le mariage est dissolvé par divorce
 s’est remarié le
 mariage
 
 année
 [il] a … ans
 cadet(te)
 
 enfants
 enfants connus
 
 dernier
 âge
 
 avec
 mère
 
 adaption de nom de famille
 descendance
 descendants
 neveu / cousin
 neveux / cousins
 
 environ / vers
 célibataire
 alias
 oncle
 arrière grand-mère
 arrière grand-père
 arrière grands-parents
 décédé
 décédé á / le / avant
 décède
 
 ancêtre fondateur
 
 tante
 à
 période
 se marie le
 deuxième
 
 du mariage
 
 père
 de
 
 avant
 provisoir
 
 veuve
 veuf
 légitimation d’un enfant
 domicilié á
 
 être, sont
 fils de
 soeur
 
 |